Geert Walda
04-04-1920 te Wieuwerd †07-04-1945 te NeuengammeGeert Walda - 25 jaar (Marechaussee)
Op 16 maart 1943 is Geert Walda gearresteerd in Zuidhorn. Geert Walda heeft gevangen gezeten in Kamp Vught. Tussen datum onbekend en 7 april 1945 zat Geert Walda gevangen in Neuengamme. Op 7 april 1945 is Geert Walda omgekomen en is dan 25 jaar oud.
Na zijn diensttijd ging Geert afkomstig uit Koudum bij de marechaussee. Op 22 september 1942 is hij ingeschreven te Zuidhorn, zijn nieuwe standplaats, op het woonadres Wilhelminalaan 7, het adres waar indertijd de Marechausseekazerne en het politiebureau gehuisvest waren. Vanuit dit adres is hij opgepakt en naar Groningen gebracht.
Geert is een zoon van Johannes Walda en Aukje Wijma. Het gezin verhuisde in augustus 1924 vanuit Oosterwolde naar Koudum, waar Johannes als kaasmaker kwam op de zuivelfabriek. Ze woonden aan de Beukenlaan op nummer 18, naast collega Klaas Schotanus, de machinist. Geert staat op diverse foto's in het 'Album van Koudum', o.a. als leerling op de ULO. Hij ging na de ULO als boerenarbeider aan de slag. In 1939 moest hij in het leger. In augustus 1940 kwam hij bij de Marechaussee en woonde volgens zijn persoonskaart in de volgende plaatsen: Groningen (1940), Warffum (1941), Norg (1942), Bolsward (1942). Op 22 september 1942 is hij ingeschreven te Zuidhorn, zijn nieuwe standplaats, op het woonadres Wilhelminalaan 7, het adres waar indertijd de Marechausseekazerne en het politiebureau gehuisvest waren. De straatnaam zou voor Geert een wrange bijklank krijgen.
Jack Kooistra, Fryslân in de oorlog (2005), geeft als reden van Geerts arrestatie: omdat hij met elf collega's weigerde Joden op te halen. Dit is onjuist, althans Geert maakte geen deel uit van deze op 12 maart 1943 gearresteerde groep van elf politiemensen; ook wel genoemd de groep Boonstra. Volgens het Nieuwsblad van het Noorden (24 en 30 jan. 1950) had Geerts arrestatie vooral te maken met het kalken van een anti-Duitse leus op de weg en is hij aangeklaagd door zijn meerdere, de NSB-er Harke Rutgers. Deze is in 1950 veroordeeld tot 15 jaar gevangenis.
Meinderd de Vries, geb. Noordhorn 1943, publiceerde over de zaak Walda in: Harm Veldman, Van bezetting tot bevrijding Zuidhorn 1940-1945 (Bedum 2010). Hij baseerde zich onder meer op het dossier Harke Rutgers in het archief van de bijzondere rechtspleging in het Nationaal Archief te Den Haag. De dood van Geert Walda is voor Zuidhorn een van de dieptepunten uit de Tweede Wereldoorlog.
Henk G. Westland, luitenant-kolonel b.d., onderzoeker van de gevallenen die in de oorlog 1940-1945 behoorden tot de (Koninklijke) Marechaussee, publiceerde het artikel 'Vijandige woorden', in Marechaussee Contact (nr. 3, juni 2019).
Geert moest niets hebben van de bezetter, net als zijn chef te Zuidhorn: opperwachtmeester Egbert Huijing, die daar zelfs openlijk blijk van gaf. NSB-ers kalkten de leus: Moskou of Mussert op meerdere plekken in Zuidhorn, ook op de straat voor het politiebureau. Geert en een collega Jan Deddens voegden daar tijdens een nachtdienst de woorden: of Wilhelmina aan toe. Toen opperwachtmeester Huijing kort daarna, op 1 maart 1943, werd vervangen door de NSB-er Harke Rutgers, tot dan een veldwachter, liet deze onderzoeken wie deze Anti-Duitse woorden aan de NSB-leus had toegevoegd. Hij kreeg Walda en Deddens in het vizier. De laatste was toen al opgepakt: Inmiddels is op 12 maart in Grootegast wegens weigering om Joden op te pakken bijna de hele marechausseegroep (inclusief Deddens) gearresteerd en afgevoerd naar kamp Vught, aldus Westland. Deze groep bestond uit elf directe collega's, waar Geert op 30 maart als twaalfde aan werd toegevoegd. Geert was het weekend van 13 en 14 maart bij zijn ouders in Koudum. Terug op zijn post wist Rutgers hem een bekentenis te ontlokken over de vijandige woorden. Vervolgens leverde hij Geert, zijn ondergeschikte, uit aan de Duitsers. Rutgers wist niet dat hij bij het verhoren werd afgeluisterd door zijn voorganger Huijing die nog in het politiebureau woonde. Diens getuigenis maakt deel uit van het naoorlogse procesdossier tegen Rutgers.
Na de ontruiming van kamp Vugt in sept. 1944, belandde Geert eerst in Sachsenhausen en van daaruit in Neuengamme. Hoe het hem daar is vergaan laat zich raden; Westland: Van Geert Walda is slechts bekend dat hij in maart 1945 in het schönungsblock ligt en bij een selectie voor een transport op 27 maart met een verlamming door trombose achterblijft. In 1951 wordt administratief bepaald: “het overlijden van betrokkene te stellen op 7 april 1945 in Hamburg-Neuengamme. Geert kreeg geen aanwijsbaar graf.
Geerts familie bleef na de bevrijding nog lange tijd in onzekerheid. Meinderd de Vries: Op 19 januari 1951 meldde het Nederlandsche Roode Kruis dat Geert Walda was overleden, hetzij te Neuengamme, hetzij tijdens een evacuatietransport, hetzij bij een scheepsramp in de Lübeckerbocht. Zuidhorn heeft sinds 1954 een 'Geert Waldastraat'.
Meinderd de Vries weet nog dat in de eerste jaren na de oorlog nog steeds verfresten zichtbaar waren op de klinkers voor het politiebureau.
Aukje de Jong, dochter fan Durk de Jong en Akke Walda, suster en sweager van Geert; sy skriuwt: Dat omke Geert in anty-Dútske leus op 'e dyk kalke hat, hie ik thús noait fan heard. By ús thús waard ferteld dat hy de minsken, dy't op 'e list styngen om oppakt te wurden, fan te foaren warskôge."